SCHAARSTE EN HET (CHRISTELIJK) PERSONALISME
VAN SCHAARSTE NAAR OVERVLOED
door Else de Boer
De onsterfelijkheid van de ziel is meer een zaak van geloof dan van de ratio. Toch is de betekenis ervan cruciaal voor ons aardse bestaan. De Leidse rechtsfilosofe Else de Boer betrekt het denken van de katholieke Spaanse filosoof Miguel De Unamuno op het empirische vraagstuk van schaarste en verdelingsprincipes. Een korte samenvatting van haar bijdrage aan de Summer School over het Personalisme van Stichting Thomas More begin september, overgenomen uit More 117.
Toen vijftig jaar geleden het rapport van de Club van Rome ‘Grenzen aan de groei’ verscheen, veroorzaakte dat naast positieve reacties ook veel kritiek en ronduit spot. Inmiddels is de conclusie van het rapport dat groei niet het antwoord is op schaarste, maar deze juist in de hand werkt, breed gedragen. Op steeds meer terreinen wordt schaarste zichtbaar. Denk aan de stikstofcrisis, de krapte op de arbeidsmarkt, het woningtekort, de zorgcrisis en het capaciteitstekort op het elektriciteitsnet. Minder overeenstemming bestaat over de vraag hoe de schaarste te ‘verdelen’.
Verdelingsprincipes
In de beleidsplannen gaan verdelingsprincipes vooral uit van materiële schaarste als onderwerp van verdeling. Maar een verdelingsprincipe dat een materiële gelijkheid nastreeft, verandert niets aan het individualistische, op groei georiënteerde vooruitgangsdenken, dat juist als oorzaak van de groeiende grondstoffen-schaarste kan worden beschouwd.
Is een ander verdelingsprincipe mogelijk? Schaarste is onlosmakelijk verbonden met begeerten, zoals Thomas Hobbes al in zijn 'Leviathan' (1651) laat zien. De mate waarin schaarste zich kan manifesteren is afhankelijk van de waarde die een maatschappij toeschrijft aan begeerten en de manier waarop deze van invloed zijn op de interpersoonlijke verhoudingen. Door het op nutsmaximalisatie gerichte denken krijgt schaarste alle ruimte om zich te manifesteren. In het groeiparadigma verhouden mensen zich tot elkaar alsof het materiële oneindig is, terwijl het tegendeel waar is. Het christelijk perspectief biedt hier een andere benadering. Terwijl het materiële schaars en eindig is, biedt het ware geloof perspectief op oneindigheid en onsterfelijkheid. Hier ligt een ‘rijk van overvloed’, waar de bron van liefde onuitputtelijk is. Dit maakt de interpersoonlijke verhoudingen van een andere kwaliteit.
Terwijl het materiële van relatieve waarde is, toont het (christelijk) personalisme het absolute karakter van de ontmoeting, die daardoor juist het fundament van de gemeenschap wordt.
Vanuit dit geloof ontstaat ruimte om vanuit het ‘rijk van de schaarste’ te bewegen naar ‘het rijk van de overvloed’. Volgens de Spaanse katholieke denker Miguel de Unamuno hebben we verbeelding nodig om deze beweging in gang te zetten. In zijn boek 'Het tragisch levensgevoel' stelt Unamuno dat alleen een verlangen naar de onsterfelijkheid van de persoonlijke ziel het leven zin geeft. De wereld waarin enkel de stem van de ratio overheerst noemt Unamuno welhaast voorspellend ‘het kind van de honger’: een eindige wereld die wordt overheerst door schaarste. Naast de waarneembare, rationele wereld is er de ideële wereld, die hij ‘het kind van de liefde’ noemt. Het vraagt om de wil om te geloven in de onsterfelijkheid van de ziel van onszelf en van de persoon van de ander, hoezeer de ratio die dit ook in twijfel mag trekken. Wanneer niet de rationele, maar de ideële wereld en de behoeften van ons gevoel en onze wil heersend zijn in de interpersoonlijke verhoudingen ontstaat ruimte voor de menselijke, persoonlijke maat in samenleving en politiek.
“Onze verbeelding brengt ons voorbij de grenzen van het eindige.”
Het (irrationele) verlangen naar de oneindigheid doet in deze ideële wereld een beroep op onze verbeelding, onze wilskracht en ons geloof. Die brengen ons voorbij de grenzen van het eindige en de dood en maken mogelijk om te leven in het rijk van de overvloed, betoogt Unamuno: “Alleen de zwakken [...] vervangen het verlangen naar persoonlijke onsterfelijkheid door een ander verlangen. Bij de sterken is de zucht naar eeuwigheid sterker dan de twijfel of ze die wel kunnen bereiken, en hun overvloed overstroomt de grenzen van de dood.”