De dertigste zondag door het jaar, 24 oktober 2021
Wat wilt ge dat ik voor u doe? Heer, dat ik zien mag! Evangelie van Marcus, 10, 46-52.
Het Evangelie toont ons een man die aan twee gebreken te lijden heeft. Hij mist het licht in zijn ogen, hij is blind. Ook kan hij niet in zijn eigen levensonderhoud voorzien, en zit daarom langs de uitvalsweg naar Jericho te bedelen. In die erbarmelijke omstandigheid ontmoet hij Jezus.
Jezus in het gezelschap van de apostelen en anderen komt voorbij langs die weg. Een gezegende dag voor de zoon van Timeüs! Zeker had Bartimeüs al gehoord van Jezus, hoe hij genezingen verricht, weduwen en wezen beschermt en de rechten van zijn Vader in de hemel opeist. Bartimeüs spreekt Hem dus aan: Zoon van David, heb medelijden met mij! Hij deed dat zeker niet op bescheiden toon en hield het niet bij een keer. Zijn geroep werd als hinderlijk ervaren door de entourage van Jezus en men snauwde hem toe te zwijgen. Van zulk gezelschap moet je het maar hebben. Zij toonden geen enkele empathie met de blinde en medeleven met mensen in deze behoeftige omstandigheden. Ze overtreffen nog het gebrek aan medeleven van Ebenezer Scrooge.
Jezus is heel anders. Hij laat de blinde roepen en vraagt hem: wat wilt ge dat ik voor u doe? En hij antwoordt: Heer, dat ik zien mag! En Jezus geeft hem een tweevoudige visie terug: die van de ogen, maar die van het geloof is nog belangrijker. Die inwendige blik op God is de belangrijkste.
Heilige Jozefmaria Escirvá schreef in het boek De Voor (n. 862): “Als we in duisternis verkeren, onze ziel blind en in onrust is, moeten we zoals Bartimeüs naar het Licht gaan. Herhaal, roep, dring steeds harder aan: Heer, laat mij zien! - En voor je ogen zal het weer dag beginnen te worden, je zult weer kunnen genieten van het heldere licht dat Hij je zal schenken.”
Als onze ziel in onrust is, beklagen we ons soms en zeggen: ik kan niet of niet meer bidden. Neem dan het voorbeeld van de blinde langs de weg naar Jericho, en zeg die drie woorden: laat mij zien. Maar ik heb geen geloof? Zeg de Heer dan: vermeerder mijn geloof. Maar in mijn familie is er niemand meer die gelooft? Bid dan zo: Heer, maak dat ook zij zien mogen. Want het geloof is zo belangrijk. Als we ze vergelijken met het licht van de ogen, het allerbelangrijkst. Blindheid beschouwen we als een grote handicap en blinden verdienen al onze aandacht en zorg. Maar blind te zijn voor het geloof is echte duisternis.
Aan allen zegt de Heer: breng hem bij mij, wat wilt ge dat ik voor u doe? Heer, dat we met de zekerheid van het geloof mogen zien alle dagen van ons leven. Amen.